Wilde planten in Nederland en België | |
Zeealsem - Artemisia maritima
Frysk: Fliekrûd
English: Sea Wormwood
Français: Absinthe maritime
Deutsch: Strandbeifuß
Synoniemen: Seriphidium maritimum
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Er zijn meerdere verklaringen voor de naam. Artemisia zou kunnen afstammen van het Grieksche artemès (gezond), vanwege de vele geneeskrachtige eigenschappen van de soorten van dit geslacht. Een tweede mogelijkheid is dat de naam is afgeleid van de godin van geboorte en vrouwen Artemis Eileythyia (de planten werden gebruikt bij vrouwenziektes). Ook is wel geopperd dat Artemis is vernoemd naar koningin Artemisia van Halikarnassos in Karië, die voor haar echtgenoot een beroemd mausoleum liet bouwen. Maritima betekent van of aan de zee.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid, halfstruik.
Winterknoppen: Hemikryptofyt of chamaefyt.
Hoofdbloei: Augustus t/m oktober.
Afmeting: 30-60 cm.
|
|
|
|
Wortels: Een korte, vertakte wortelstok.
Stengels: De kruipende takken vormen bladrozetten en opstijgende bloeistengels. De stengelvoet wordt houtig. De stengels zijn grijs behaard. Vaak groeit Zeealsem in grote groepen.
|
|
|
|
Bladeren: De gesteelde en wit- of grijswollig (-viltig) behaarde bladen zijn (drie-) dubbelgeveerd met lijnvormige, 1-2 mm brede, aan de top afgeronde en aan de zijranden omgekrulde slippen. Ze verspreiden een sterke geur.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De bebladerde pluimen hebben trosvormige takken. De bloemhoofdjes zijn 2-3 mm lang, eivormig, knikkend of opgericht en geel of oranjegeel van kleur. Ook de buitenste bloemen zijn buis-klokvormig, met ingesloten stempellobben. De bloemhoofdjesbodem is kaal. Het omwindsel is 1,5-3,5 mm breed. De omwindselbladen zijn witviltig.
|
|
|
|
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. Tweezaadlobbig.
![]() Tracey Slotta - USDA-NRCS PLANTS Database |
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op vochtige tot natte, zilte grond (slibhoudend zand, maar niet uitgesproken kleiig).
Groeiplaatsen: Kwelders of schorren (hoge, zandige plekken), aan de voet van zeedijken, moerassen (zoutmoerassen) en waterkanten (oeverwallen van zilte kreken).
Verspreiding
Wereld: Langs West- en Noord-Europese kusten, van Zuidwest-Frankrijk tot in het Oostzeegebied. Ook op binnenlandse zoutplekken in o.a. Duitsland.
Nederland: Vrij algemeen langs de Waddenzee en aan de Zeeuwsche kust. Elders zeer zeldzaam of ontbrekend.
Vlaanderen: Zeldzaam in het kustgebied bij het Zwin (bij Knokke) en bij Nieuwpoort (aan de IJzermonding). In de 19de eeuw ook aan de Schelde bij Doel en Liefkenshoek en in 1929 nog in de omgeving van Bredene.
Wallonië: Niet in Wallonië.
Wetenswaardigheden
Zeealsem bevat santonine, een wormafdrijvend en insektenwerend middel. In Zeeland werd zij vroeger gedroogd en tussen het linnengoed gelegd, om de geur en de motten. Ook werd zij in hondenhokken gestrooid tegen de vlooien. Door kampeerders wordt de plant wel gebruikt om muggen buiten de tent te houden.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL