Frysk-Sêfte hjouwer English-Downy Oat-grass Français-Avoine pubescente Deutsch-Flaumiger Wiesenhafer Synoniemen-Helictotrichon pubescens, Avena pubescens Familie-Poaceae (Grassenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Helictotrichon komt van de Griekse woorden helix (spiraal) en trichos (haar). Pubescens betekent zachtharig. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Mei en juni. Afmeting-30-90 cm.
Wortels
Stengels-Stengels met korte uitlopers. Zachte haver groeit in losse pollen.
Bladeren-De vlakke bladeren zijn 0,5 tot 1 cm breed. De bovenkant van de bladen is niet opvallend lichter van kleur dan de onderkant. De onderste bladscheden en de jonge bladeren zijn dicht begroeid met lange, afstaande zachte haren. De bladschederanden van de niet-bloeiende scheuten zijn eerst voor een groot deel vergroeid. De tongetjes van de bladeren aan de bloeiende stengels zijn vaak meer dan een ½ cm lang. Die van de niet-bloeiende scheuten zijn veel korter. Het spitse tongetje is driehoekig.
Bloemen-Tweeslachtig. De bloempluim bevat veel bloemen, is vrij los tot min of meer samengetrokken en hangt vlak voor de bloei vaak iets over. Tijdens de bloei staat de pluim rechtop. De pluim wordt tot 20 cm lang. De onderste zijtakken staan met drie tot vijf bij elkaar. De aartjes bevatten twee tot vier bloemen. De aartjes hebben twee of drie kafnaalden. Ze zijn groenig, paarsblauwig en goudgeel gevlekt. De as van de aartjes is lang zacht behaard met afstaande tot schuin omhoog staande, witte haren, die tot 7 mm lang kunnen worden. Ze steken buiten het aartje uit. Het onderste kelkkafje heeft meestal maar één nerfen is ongeveer 1,2 cm lang. Het is smaller en iets korter dan het drienervige bovenste kelkkafje dat ongeveer 1,6 mm lang wordt. De kafnaald is 1-2 cm lang en is onderaan breed en gedraaid.
Vruchten en zaden-Een graanvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige plaatsen op matig droge tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, kalkhoudende grond (zand, leem, mergel, löss en zavel). Groeiplaatsen-Rivierduinen, kalkgrasland, hooiland, licht beweid grasland, bermen, langs holle wegen, duingrasland, laagblijvende struwelen, spoorbermen, steile hellingen, hoge delen van uiterwaarden, oeverwallen, stroomruggen en dijken (o.a. kalkrijke dijken langs de Maas). Verspreiding Wereld-Europa en in delen van West- en Midden-Azië. Nederland-Inheems. Vrij algemeen. Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam. Wallonië Vrij algemeen 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |