Vroegeling - Draba verna

Naamgeving (Etymologie)-Erophila komt van het Griekse er (voorjaar of vroeg) en phile (houden van). Verna betekent in het voorjaar.

© Frank van Gessele - verspreidingsatlas.nl	© Willem Braam - verspreidingsatlas.nl
kuleuven-kulak.be/bioweb	kuleuven-kulak.be/bioweb

Stefan.lefnaer - cc by-sa 3.0	Stefan.lefnaer - cc by-sa 4.0
herbariaunited.org	herbariaunited.org

Stengels-De rechtopstaande, niet bebladerde stengels kunnen kaal of verspreid behaard zijn.

Willie Riemsma - cc by-nc-sa 3.0 nl	© Willem Braam - verspreidingsatlas.nl
kuleuven-kulak.be/bioweb	Stefan.lefnaer - cc by-sa 3.0

Bladeren-De kleine bladrozet overwintert. De spitse rozetbladen zijn spatelvormig of omgekeerd-eirond lancetvormig, met sterharen en niet vertakte haren. Vaak hebben ze een gave rand, maar soms is deze getand.

kuleuven-kulak.be/bioweb	kuleuven-kulak.be/bioweb
kuleuven-kulak.be/bioweb	Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiante - cc by-sa 4.0

Bloemen-Tweeslachtig. De kleine bloemen zijn wit of iets roze en 3-5 mm in doorsnee. De vier, 2-3 mm lange kroonbladen zijn diep (tot over de helft) ingesneden en de vier kelkbladen zijn vliezig gerand. De kroonbladen zijn vaak twee keer zo lang als de kelkbladen. Een bloem heeft zes meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel met stijl en stempel.

Willie Riemsma - cc by-nc-sa 3.0 nl	kuleuven-kulak.be/bioweb
kuleuven-kulak.be/bioweb	kuleuven-kulak.be/bioweb

Vruchten en zaden-De kale hauwtjes zijn iets afgeplat, eirond tot langwerpig en 4,5-7 mm lang en 1½-3 mm breed (anderhalf tot vier keer zo lang als breed). Ze groeien aan een lange, meestal schuin afstaande steel. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig.

© Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl	Bertrant Bui - tela-botanica.org - cc by-sa 2.0 fr
Thierry Pernot - tela-botanica.org - cc by-sa 2.0 fr	©2006 Digital Plant Atlas - cc by-nc-sa 3.0 nl

Bodem-Zonnige, open plaatsen (pionier) op droge tot matig vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, meestal kalkhoudende grond (zand, leem, zavel, mergel, laagveen en stenige plaatsen).

Groeiplaatsen-Akkers, moestuinen, duinen, ijl begroeide plekken in droog neutraal grasland, bermen, rotsen, bovenop muurtjes, hellingen, langs spoorwegen, langs greppels, industrieterreinenen, tussen straatstenen, begraafplaatsen, geschoffelde plantsoenen, tussen mos en rivierduinen.