Frysk-Weewoartel English-Tormentil Français-Potentille tormentille Deutsch-Blutwurz Synoniemen-Potentilla tormentilla, Tormentilla erecta Familie-Rosaceae (Rozenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Tormentil komt van het Latijnse tormentum en betekent kwelling of marteling. De wortel was in gebruik als pijnstiller. Tegen zweren en andere mondkwalen hielp het kauwen op de wortel (vandaar de Friese naam Weewoartel). Potentilla komt van het Latijnse woord potens en betekent krachtig. Dit vanwege de geneeskrachtige werking. Erecta betekent opstijgend. Kruisingen-Tormentil kan bastaarderen met Kruipganzerik (Potentilla x suberecta). Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Mei t/m augustus. Afmeting-15-50 cm.
Wortels-Een forse wortelstok.
Stengels-De behaarde, liggende of opstijgende stengels wortelen niet op de knopen.
Bladeren-Meestal zijn de blaadjes drietallig, zelden vier- of vijftallig. Ze zijn verspreid afstaand tot zijdeachtig behaard. De langgesteelde rozetbladen zijn meestal al verwelkt voor de bloei. De verspreidstaande stengelbladen zijn niet of soms zeer kort gesteeld. De deelblaadjes zijn ruitvormig met de grootste breedte ongeveer in het midden en met vrij diepe, vaak iets toegespitste tanden. De middelste tand van het eindblaaje is langer dan de tanden ernaast. De steunblaadjes van de stengelbladen zijn ruim half zo groot als de deelblaadjes en meestal handvormig ingesneden.
Bloemen-Tweeslachtig. De langgesteelde, alleenstaande, lichtgele bloemen groeien in losse, vrij rijkbloemige bijschermen met dunne assen. Ze zijn meestal viertallig, zeer zelden vijftallig en worden 0,5-1 cm groot. De vier, 3-6 mm lange kroonbladen hebben vaak een oranje vlekje. Ze zijn even lang of meestal iets langer dan de kelkbladen. Op de brede bloembodem groeien veel meeldraden en vruchtbeginsels.
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. Meestal zijn er niet meer dan acht vruchtjes (twee tot acht) per bloem. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op vrij droge tot natte, zure tot zwak zure, meestal licht humeuze, voedselarme, onbemeste grond (zand, leem en veen). Groeiplaatsen-Heide (vooral langs paadjes), schraal grasland, hellinggrasland, gazons, meentweiden, bermen, duinvalleien, binnenduinweiland, langs bospaden, bosranden, kapvlakten, langs greppels en slootkanten, spoorbermen, zandige toppen van krijthellingen, ijl rietland en trilveenmoeras. Verspreiding Wereld-Vrijwel heel Europa. Oostelijk tot in Centraal-Azië. Ook in Marokko. Nederland-Inheems. Algemeen. Vlaanderen-Inheems. Algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. Toepassingen Uit de wortel kan een rode kleurstof worden gewonnen, die in Schotland werd gebruikt om visnetten te verven. Volgens de tekenleer werkte de kleurstof bloedstelpend. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |