Frysk-Fyn bearzerûch English-Lesser Pondweed Français-Potamot fluet Deutsch-Zwerg-Laichkraut Synoniemen-Potamogeton panormitanus Familie-Potamogetonaceae (Fonteinkruidfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Potamogeton is afgeleid van het Griekse potamos (rivier) en geiton (buurman), m.a.w. een rivierbewoner. Pusillus betekent zeer klein of nietig. Opmerking-Klein fonteinkruid en Tenger fonteinkruid lijken sterk op elkaar en zeer lastig te onderscheiden. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hydrofyt. Hoofdbloei-Juni t/m augustus. Afmeting-20-100 cm.
Wortels
Stengels-De dunne, bijna draadvormige en vrijwel ronde stengels zijn voornamelijk bovenaan vertakt met meestal 1,5 tot 3 cm lange leden.
Bladeren-Alle bladen zijn ondergedoken. De zittende bladen lijken op gras en hebben drie nerven. De middennerf is halverwege het blad en dikker dan de rest van het blad. De twee nerven aan de zijkanten komen vrij ver onder de bladtop onder een scherpe hoek in de middennerf uit. Het net van mazen naast de middennerf ontbreekt. De bladtop is meestal spits met een iets verdikte punt. De bladen worden tot 1½ mm breed en 1½-3 cm lang. Aan de voet van ieder blad zitten twee min of meer duidelijke, zwartachtige knobbels. De bijna 1 cm lange steunblaadjes zijn tenminste onderaan kokervormig vergroeid, gaan niet vezelen en verdwijnen snel. Vaak zijn ze van franje voorzien (niet in het midden gespleten).
Bloemen-Tweeslachtig. De draadvormige, tot 3 cm lange aarstengel is twee tot drie keer zo lang als de aar. De vrij korte aren zijn (met name in de vruchttijd) vrij los. De bloemen zijn geelgroen (groen) of soms roze.
Vruchten en zaden-Een steenvrucht. De vruchtjes zijn vrijwel glad, zonder knobbels, scheef ovaal, aan de buikzijde duidelijk bolvormig, aan de rugzijde gekield, stomp, meestal weinig langer dan 1 mm en met een zeer kort snaveltje. Ze worden tot 1½ mm lang. Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige plaatsen in ondiep, helder, stilstaand of zwak stromend, matig voedselrijk tot voedselrijk, zoet of zwak brak, zwak basisch tot neutraal, kalkhoudend water met een bodem van zand, zavel, klei of veen, zeldzaam op leem. Groeiplaatsen-Plassen, vijvers, kanalen, sloten, beken, afgesloten rivierarmen, zand- en kleiputten, poelen en meertjes. Verspreiding Wereld-Voornamelijk op het noordelijk halfrond, maar ook in Afrika en Zuid-Amerika. Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Zeer zeldzaam. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |