Sierlijke dravik - Bromus lepidus

Naamgeving (Etymologie)-Bromus komt van het Griekse bromos dat voedsel betekent (omdat de planten door het vee worden gegegeten). Lepidus betekent aangenaam of charmant.

herbariaunited.org	herbariaunited.org
herbariaunited.org	Naturalis Biodiversity Center - cc0-1.0

herbariaunited.org	herbariaunited.org
herbariaunited.org	herbariaunited.org

Stengels

Meise Botanic Garden - cc by-sa 4.0

Musée national d'histoire naturelle du Luxembourg - cc0-1.0

Naturalis Biodiversity Center - cc0-1.0

Naturalis Biodiversity Center - cc0-1.0

Bladeren-De bladschede is bezet met zachte haren. De bladen lijken veel op die van Zachte dravik. Ze zijn 3-13 cm lang en 2-4 m breed. Het behaarde, stompe tongetje is 0,5-1 mm lang.

Michael Hassler - blumeninschwaben.de	New England Botanical Club - gobotany.newenglandwild.org
New England Botanical Club - gobotany.newenglandwild.org	New England Botanical Club - gobotany.newenglandwild.org

Bloemen-Tweeslachtig. De rechtopstaande pluimen zijn tot 10 cm lang en 1,5-3 cm breed. De zijtakken zijn korter dan de 6-15 mm lange, lancetvormige, glanzende, rolronde tot enigszins platte aartjes. Een aartje bestaat uit vijf tot twaalf bloemen. De aartjes zijn meestal kaal. Het onderste, drienervige kelkkafje is 4-4,6 mm lang en het bovenste, zevennervige is 5,2-5,4 mm lang. Palea van de onderste bloem in het bovenste deel het breedst, en daar zonder afstaande haren langs de rand, meestal korter dan het lemma. Het lemma is 4,5-6,5 mm lang, 1,5-1,7 mm breed en meestal kaal. Ze hebben een brede kleurloze rand en een ingekeepte top, die minimaal 0,6 mm diep is. De kafnaalden zijn 2-6 mm lang. De meeldraden zijn 0,5 2 mm lang.

Naturalis Biodiversity Center - cc0-1.0	Michael Hassler - blumeninschwaben.de
Michael Hassler - blumeninschwaben.de	Michael Hassler - blumeninschwaben.de

Vruchten en zaden-Op de top van de 5 mm lange en 1,5 mm brede graanvrucht zitten haren, die net boven de top van de palea uitsteken. Eenzaadlobbig.

Bodem-Zonnige, warme, open plaatsen op vochtige, matig voedselrijke, matig stikstofrijke, kalkhoudende grond.

Groeiplaatsen-Bermen, kalkgrasland, duinen, akkers, enigszins ruderale plaatsen en omgewerkte grond.

Wereld-Mogelijk afkomstig uit zuidelijk Europa. De soort is in een aantal landen in de noordelijke helft van Europa gevonden, maar behoort nergens met zekerheid tot de oorspronkelijk wilde flora.

Nederland-Ingeburgerd tussen 1920 en 1924. In de eerste helft van de 20ste eeuw op enkele tientallen plaatsen gevonden. Latere vondsten zijn zeer zeldzaam. Recent aangetroffen in een kalkgrasland in Zuid-Limburg.