Wilde planten in Nederland en België | |
Nieuw-Nederlandse aster - Symphyotrichum novi-belgii
Frysk:
English: New Belgium aster
Français: Aster de la Nouvelle-Belgique
Deutsch: Neubelgien-Aster
Synoniemen: Aster novi-belgii
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Aster betekent ster, vanwege de stervormige bloemhoofdjes. Symphyotrichum heeft als wortel het Griekse symph, wat "samenkomen" betekent en trichum, wat "haar" betekent. Novi-belgii betekent Nieuw Nederlands (Nieuw-Begisch). Het gebied waar de plant in Noord-Amerika groeide heette in de 17e eeuw Nieuw-Nederland, waar de plant naar is genoemd.
Kruising: Wilgaster (Symphyotrichum x salignum) is de kruising van Nieuw-Nederlandse aster en Smalle aster.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Hoofdbloei: (Juli-)augustus t/m november.
Afmeting: 60-120 cm.
|
|
|
|
Wortels: Een lange wortelstok.
|
|
|
|
Stengels: Rechtopstaande, niet blauwgroene, maar vaak roodachtige, behaarde stengels, die onderaan echter vrij kaal zijn.
|
|
|
|
Bladeren: De groene (niet blauwgroene), stengelomvattende bladen zijn langwerpig-lancetvormig tot lancetvormig, spits en van boven aan de rand ruw. Ze zijn zijn 1,7 tot 6 cm lang en 0,6–1,1 cm breed. De bladen aan de bloemdragende zijtakken zijn ongeveer even groot dan de bovenste stengelbladen.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De bloemhoofdjes zijn aan de takken meestal tros- of scherm-pluimvormig gerangschikt. De bloemen zijn vrij 2,5 tot 3 cm, maar soms tot 4 cm groot. De kleur varieert van soms zuiver wit tot donker paars. Het hoofdje heeft vijftien tot vijfendertig lintbloemen en achtentwintig tot achtenzestig buisbloemen. De plaat van de lintbloemen is 10-19 mm lang en blauwlila of soms wit van kleur. De buisbloemen met klok zijn hoostens 1/5 van de hoogte ingesneden.
Het omwindsel is klokvormig en heeft drie tit vier rijen langwerpige/lancetvormige tot lijnvormige omwindselbladen. De omwindselbaadjes zijn grotendeels van gelijke lengte, breder dan 0,7 mm en de buitenste buigen af. De buitenste omwindselbladen zijn iets korter dan of even lang als de binnenste omwindselbladen.
|
|
|
|
Vruchten: Het nootje is geelbruin tot bruin, omgekeerd eirond, 2-4 mm langen met vier tot zes ribben. Het 4-6 mm lange pappus is vuilgrijs tot geelachtig. Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige tot halfbeschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke grond.
Groeiplaatsen: Weg- en kanaalbermen, ruigten, bosranden, langs spoorwegen, braakliggende grond, zeeduinen en waterkanten.
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit het noordoosten van Noord-Amerika. Ingeburgerd in o.a. Europa.
Nederland: Verwilderd vanuit tuinen. Niet ingeburgerd.
Vlaanderen: Zeldzaam ingeburgerd. Voornamelijk in stedelijke gebieden.
Wallonië
Zeer zeldzaam ingeburgerd.
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL