Frysk-Keukenlok English-Field Garlic Français-Ail des champs Deutsch-Kohl-Lauch Synoniemen Familie-Amaryllidaceae (Narcisfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Allium komt van het Griekse aglis (knoflook), dat is ontstaan uit glis (iets kroms of rond), dat verwijst naar de bol van de looksoorten. Allium zou echter ook afkomstig kunnen zijn van het Keltische all (warm, scherp of brandend), dat slaat op de eigenschappen van de plant. Oleraceum betekent als groente gebruikt of in moestuinen groeiend. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Geofyt. Hoofdbloei-Juni t/m augustus. Afmeting-30-80 cm.
Wortels-De eironde tot rondachtig-eironde of langwerpig-eironde bollen staan alleen of in kluwens (nevenbollen) bij elkaar. De bol is met witachtige of bruine, meestal weinig gespleten vliezen omgeven.
Stengels-De rechtopstaande, ronde, onbehaarde stengels zijn tot ongeveer halverwege bebladerd.
Bladeren-De drie tot vier donkergroene bladen zijn met merg gevuld. Ze zijn smal lijnvormig tot draadvormig en 2-5 mm breed. Onderaan zijn ze halfrond en gootvormig. Bovenaan zijn ze min of meer vlak. Ze zijn glad of aan de rand en van onderen op de nerven iets ruw. De schutbladen zijn langer dan de bloeiwijze.
Bloemen-Tweeslachtig. De bloemen groeien op lange, dunne bloemstelen. De overhangende bloemen zijn roodachtig, bruinrood of groenig-wit, klokvormig en 5-7 mm. De niet getande meeldraden zijn iets korter dan of ongeveer even lang als de langwerpig- lancetvormige, stompe of iets spitse (met een korte stekelpunt) bloemdekbladen. De stijl is 2-3 mm lang en heeeft een knopvormige stempel. Vaker zie je i.p.v. bloemen talrijke donker bruinrode broedbolletjes en maar enkele bloemen.
Vruchten en zaden-Een omgekeerd-eironde, aan de top afgeknotte en aan de voet samengetrokken doosvrucht zonder zaden of met twee zaden. Vaak zijn er alleen broedbolletjes (zie onderstaande foto's).
Biotoop Bodem-Zonnige of half beschaduwde, vrij warme en vrij open plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, weinig stikstofrijke, kalkrijke, humushoudende en vaak omgewerkte grond (zand, zavel, mergel, lichte klei en stenige plaatsen). Groeiplaatsen-Akkers, rotsachtige plaatsen, kalkrijke struwelen, heggen, bosranden, hakhoutbosjes, dijken, bermen, kalklhellinggrasland en enigszins verstoorde of verruigde plekken in rivierduinen. Verspreiding Wereld-Oorspronkelijk uit het grootste deel van Europa, maar ontbrekend in sommige randgebieden. Nederland-Inheems. Zeldzaam. Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam. Wallonië-Inheems. Vrij zeldzaam. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |