Frysk Tongblier English Marsh Bedstraw Français Gaillet des marais Deutsch Sumpf-Labkraut Synoniemen Galium elongatum Familie Rubiaceae (Sterbladigenfamilie) Naamgeving (Etymologie) Walstro komt van wiegstro (wal betekent wieg). Walstrosoorten werden vroeger gebruikt (als stro) in wiegen. Galium komt van het Griekse gala (melk). Vroeger werden deze planten gebruikt om melk te stremmen (kaasbereiding). Palustre betekent het moeras bewonend. Ondersoorten Er worden twee ondersoorten onderscheiden. Rietwalstro (Galium palustre subsp. elongatum) en Tenger walstro (Galium palustre subsp. palustre). Rietwalstro wordt meestal veel hoger dan Tenger walstro. Ook de bloemen en vruchten zijn meestal groter. Uitgebreide beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur Overblijvend. Plantvorm Hemikryptofyt of helofyt. Hoofdbloei Mei t/m september. Afmeting 5-60, soms tot 110 cm.
Wortels
Stengels De vierkantige, dunne stengels zijn ruw op de kanten door fijne, naar beneden gekromde stekelhaartjes. Stengels met vele vertakkingen.
Bladeren De bladen groeien in kransen van vier tot zes. Ze verschillen vaak nogal in grootte. Ze hebben ruwe randen (fijn gestekeld), zijn eirond tot langwerpig en in of boven het midden het breedst. Meestal hebben ze een stompe bladtop en één nerf. De bladrand is vlak, dus niet omgerold. Bij droging worden de bladen zwart. Ze zijn iets ovaal waarbij de grootste breedte boven het midden ligt.
Bloemen Tweeslachtig. De bloemknoppen zijn vaak enigszins roze. De bloeiwijze is ijl tot gedrongen. De viertallige bloemen vormen meestal een losbloemige, pyramidevormige pluim. De 3-5 mm grote bloemen zijn wit (zelden groenachtig). Ze hebben rode helmknoppen en zijn meestal viertallig (vier meeldraden), maar een enkele keer drietallig. Het onderstandig vruchtbeginsel is tweehokkig. Er is één stijl met twee stempels.
Vruchten en zaden Vaak ontwikkelt zich per bloem vaak maar één (soms twee) dopvrucht (splitvrucht). Deze is 1½-3 mm lang. De rijpe vrucht is bijna zwart en glad. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem Zonnige of licht beschaduwde, open tot grazige plaatsen op natte of onder water (zoet tot zwak brak water) staande, matig voedselarme tot zeer voedselrijke, zwak zure tot basische (kalkhoudende) grond (vrijwel alle grondsoorten). Groeiplaatsen Langs beken, sloten, greppels en niet te voedselarme vennen, drijftillen, jong veenmosrietland, moerasbossen, kapvlakten, duinvalleien, hooiland, weiland, afgravingen, ijsbaantjes, langs paden, wagensporen en ruigten. Verspreiding Wereld Vrijwel heel Europa, oostelijk tot in Centraal-Azië. Ook in Noordwest-Afrika en oostelijk Noord-Amerika. Nederland Inheems. Algemeen. Vlaanderen Inheems. Algemeen. 2001-2025 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |