Wilde planten in Nederland en België

Moerasvaren - Thelypteris palustris

Frysk-Sompefear

English-Marsh Fern

Français-Fougère des marais

Deutsch-Sumpffarn

Synoniemen-Dryopteris thelypteris, Aspidium thelypteris

Familie-Thelypteridaceae (Moerasvarenfamilie)

Naamgeving (Etymologie)-Thelypteris komt van thelys (vrouwelijk) en pteris (varen). Palustris betekent het moeras bewonend.

Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Levensduur-Overblijvend.

Plantvorm-Geofyt.

Rijpe sporen-Juli t/m september.

Afmeting-15-100 cm.


Adrie van Heerden - verspreidingsatlas.nl


Pleple2000 - cc by-sa 3.0


Rob Routledge - cc by 3.0


Le.Loup.Gris - cc by 3.0

Wortels-Een lange, zwartachtige, dunne, kruipende en vertakte wortelstok.


herbariaunited.org


herbariaunited.org


herbariaunited.org


herbariaunited.org

Stengels-De brosse, kale (meestal zonder schubben), strokleurige stengels zijn minstens half lang als de bladschijf. Aan de voet zijn ze zwart en daar soms met een paar schubben. De bladsteel heeft twee bandvormige vaatbundels.


© Laurens Sparrius - verspreidingsatlas.nl


Pleple2000 - cc by-sa 3.0


Rob Routledge - cc by 3.0


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - cc by-sa 4.0

Bladeren-De lichtgroene, kale bladeren staan verspreid, maar soms enkele dichter bij elkaar. De eerste onvruchtbare bladeren (15-60 cm) verschillen van de latere vruchtbare bladeren (tot 1 meter). Ze zijn langwerpig, aan de voet afgeknot (niet of nauwelijks versmald), dubbel veerdelig en kort toegespitst. De randen van de onvruchtbare bladdelen zijn meestal vrijwel kaal. Vanonder in het begin vaak een beetje klierachtig. De deelblaadjes staan afwisselend, zijn bijna zittend, diep ingesneden, lijn-lancetvormig, iets van elkaar verwijderd en met een smalle vleugel langs de bladspil. De slippen zijn langwerpig, gaafrandig of zwakgetand, stomp of iets spits. Vruchtbare deelbleedjes hebben een omgeslagen rand. De deelblaadjes van de vruchtbare bladeren zijn langer dan die van de onvruchtbare bladeren. De vruchtbare bladdelen zijn vrijwel kaal tot gewimperd. In de herfst sterven de bladeren af.


© Laurens Sparrius - verspreidingsatlas.nl


© Niels Jeurink - verspreidingsatlas.nl


Filzstift - cc by-sa 3.0


Nova - cc by-sa 3.0

Sporen-De ronde sporendoosjes bevinden zich halverwege de middennerf en op de rand op de zijnerven. Het dekvliesje is klein, teer, rond tot niervormig en is in de inham dus zijdelings bevestigd. Het valt vroeg af. De sporenhoopjes vloeien ten slotte samen en bedekken dan meestal de gehele slippen. Ze zijn dan voor een groot deel bedekt door de omgeslagen bladrand. De kleine sporangien zijn eerst geelbruin, maar worden later zwartbruin.


Rob Routledge - cc by 3.0


Johan N - cc by-sa 3.0


Eric M Powell - cc by-nc 4.0


Dmitry Kuzmenckin - cc by-nc 4.0

Biotoop

Bodem-Zonnige of halfschaduwde plaatsen op natte, matig voedselarme tot vrij voedselrijke, zwak zure grond, vooral op laagveen, maar ook op stenige plaatsen.

Groeiplaatsen-Veenmoerassen, beekmoerassen, regelmatig gemaaid zuur en venig rietland, kleine verlandende wateren, poelen, spoorsloten, verlandende veenplassen, drijftillen, moerasbossen, ruigten, duinvalleien, langs heidevennen, langs bosgreppels en soms op gracht- of sluismuren.

Verspreiding

Wereld-Voornamelijk in gematigde streken op het noordelijk halfrond.

Nederland-Inheems. Vrij zeldzaam.

Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam.

Wallonië-Inheems. Zeer zeldzaam.

2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl