Wilde planten in Nederland en België

Melganzenvoet - Chenopodium album

Frysk-Blaumealje

English-Lamb's Quarters

Français-Chénopode blanc

Deutsch-Weißer Gänsefuß

Synoniemen-Chenopodium strictum, Chenopodium suecicum

Familie-Amaranthaceae (Amarantenfamilie)

Naamgeving (Etymologie)-De zaden werden vroeger tot meel vermalen, vandaar de naam Mel (meel). Ganzenvoet dankt zijn naam aan de bladvorm, die op de pootafdruk van een gans lijken. Chenopodium is afgeleid van het Griekse Chenos (gans) en podion (voetje). Album betekent wit.

Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Levensduur-Eenjarig.

Plantvorm-Therofyt.

Hoofdbloei-Juli t/m november.

Afmeting-15-120 cm, maar soms tot 200 cm.


Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl


© Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl


© Willem Braam - verspreidingsatlas.nl


Hugo.arg - gfdl

Wortels


SB Johnny - cc by-sa 3.0


Stefan.lefnaer - cc by-sa 4.0


storage.idigbio.org - cc by-nc 3.0


s.idigbio.org - cc by-nc 3.0

Stengels-De rechtopstaande, gegroefde stengels zijn sterk vertakt en vaak rood aangelopen.


Adrie van Heerden - verspreidingsatlas.nl


© Willem Braam - verspreidingsatlas.nl


Stefan.lefnaer - cc by-sa 4.0


Enrico Blasutto - cc by-sa 3.0

Bladeren-De verspreidstaande, lichtgroene tot grijsgroene bladen zijn zeer veranderlijk. De bovenste zijn langwerpig met een gave rand, de onderste zijn driehoekig en sterk bochtig getand, soms zijn ze spiesvormig maar dan heeft de middenlob geen evenwijdige zijden. Meestal zijn de bladen aan beide kanten sterk melig behaard.


© Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl


© Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl


Anneli Salo - cc by-sa 3.0


Enrico Blasutto - cc by-sa 3.0

Bloemen-Tweeslachtig. De kleine, wittig groene bloemen hebben een vijfdelig bloemdek. De bloemdekbladen zijn op de rug afgerond of zwak gekield. Een bloem heeft vijf meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel met een stijl en twee stempels. De bloemkluwens vormen lange, smalle of wijd vertakte pluimen (naar de top smaller worden), die aan de top of soms in de hele bovenste helft niet zijn bebladerd.


Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl


Rasbak - cc by-sa 3.0


Gianluca Nicolella - cc by-nc-nd 4.0


Rasbak - cc by-sa 3.0

Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. Vaak zijn er twee soorten zaden aan dezelfde plant. Deze kunnen glad, zwart en met een dikke zaadhuid zijn of glad, bruin en met een dunne zaadhuid. De 1-1,8 mm grote zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.


© Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl


Stefan.lefnaer - cc by-sa 4.0


Rasbak - cc by-sa 3.0


AnRo0002 - cc0


©2006 Digital Plant Atlas - cc by-nc-sa 3.0 nl

Biotoop

Bodem-Zonnige, open plaatsen (pioniervegetaties) op vrij droge tot vochtige, zeer voedselrijke, met name stikstofrijke, vaak vrij kalkarme, omgewerkte grond (zand, leem, zavel, klei en stenige plaatsen).

Groeiplaatsen-Hakvruchtakkers, braakliggende grond, omgewerkte grond, boerenerven, mesthopen, omgewerkte plekken in bermen, ruigten, puin, open plekken aan oevers, kapvlakten, ruderale plaatsen, plantsoenen, rozenperken, bouwterreinen, opgespoten grond en gronddepots.

Verspreiding

Wereld-In alle werelddelen, maar zeer zeldzaam in de landen bij de evenaar.

Nederland-Inheems. Algemeen.

Vlaanderen-Inheems. Algemeen.

Wallonië-Inheems. Algemeen.

Toepassingen

Al in de prehistorie werd de plant als voedselplant gebruikt, zowel in Europa en Azië als in Noord-Amerika. De zaden werden tot meel vermalen. Vroeger werd de plant ook gekweekt als bladgroente. De bladeren zijn als spinazie te eten en bevatten veel vitamine C.

2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl