Wilde planten in Nederland en België | |
Madeliefje - Bellis perennis
Frysk: Koweblomke
English: Daisy
Français: Pâquerette
Deutsch: Gänseblümchen
Synoniemen:
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Madeliefje is waarschijnlijk afkomstig van maagde-lief, omdat het bloempje vroeger in verband werd gebracht met de heilige maagd Maria. De Latijnse naam Bellis perennis betekent mooie, overblijvende schoonheid.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Hoofdbloei: (Januari t/m maart-)april t/m september(-oktober t/m december).
Afmeting: 5-15 cm.
| |
|
|
Wortels: Een kort wortelstokje.
|
|
|
|
Stengels: De rechtopstaande, dunne bloeistengels dragen één bloemhoofdje en hebben meestal geen bladeren. Ze zijn aangedrukt behaard. Madeliefje heeft uitlopers en vormt matjes.
|
|
|
|
Bladeren: Meestal alle bladen in het bladrozet. De lichtgroene, aangedrukt behaarde bladen zijn iets vlezig, langwerpig tot spatelvormig of lepelvormig en worden tot 5 cm lang. De bladrand kan gaaf, getand of gekarteld zijn.
| |
|
|
Bloemen: Polygaam. De afzonderlijk op lange, dunne stelen staande bloemhoofdjes zijn 1-3 cm groot. De witte en aan de top vaak roodpaarse lintbloemen zijn vrouwelijk. De vele gele buisbloemen zijn tweeslachtig. Het omwindsel bestaat uit ongeveer dertien even lange blaadjes. De bloemhoofdjesbodem is kegelvormig, hol, heeft een zwak gemaasd oppervlak, vrijw3el glad en zonder stroschubben. Het vruchtbeginsel is onderstandig met een stijl en twee stempels.
| |
Vruchten: De nootjes worden 1½-2 mm lang en zijn begroeid met rechtopstaande haren, maar zonder vruchtpluis. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
| |
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op vochtige, matig voedselrijke tot voedselrijke, betreden, beweide of vaak gemaaide, min of meer verdichte, vaak bemeste grond (alle grondsoorten).
Groeiplaatsen: Grasland (weiland, gazons en regelmatig betreden en begraasde grasvelden), bermen, dijken, plantsoenen, tussen straatstenen, uiterwaarden en zeeduinen (duinvalleien).
Verspreiding
Wereld: Europa, behalve in het noordoosten. Ook in Zuidwest-Azië. Ingeburgerd in delen van Noord- en Zuid-Amerika, Zuidoost-Azië, Australië en Nieuw-Zeeland.
Nederland: Algemeen.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië Algemeen.
Toepassingen
De bloeitijd leidde tot vele namen waarin de maand mei voorkomt, maar ook de voorkeur van de plant voor grasvelden en het feit dat koeien en schapen de bloemen kennelijk graag lusten zien we terug. Vroeger zei men dat de lente was begonnen als je met één voet negen madeliefjes kon bedekken.
In de Middeleeuwen werden de verse of gedroogde bloempjes gebruikt om wonden te genezen, maar ook bij reumatiek en nierziekten. Het madeliefje bevordert de bloedsomloop en zou bloedreinigend zijn.
In de oksel van de omwindselbladen ontspringen soms steeltjes die in verticale richting doorgroeien en in nieuwe, kleine hoofdjes uitlopen. Op die manier kan een centraal hoofdje door een krans van hoofdjes omringd worden. Onder de Engelse naam 'Hen-and-chicken daisy' is deze erfelijk afwijkende vorm als tuinplant in cultuur. Vaker worden planten met forse, vaak gevulde en/of geheel roodbloemige hoofdjes gekweekt. Ook is een vorm met alleen buisbloemen bekend.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL