Liesgras - Glyceria maxima

Naamgeving (Etymologie) Glyceria komt van het Griekse glyceros (zacht), hetgeen slaat op de zoete smaak van de vruchtjes. Maxima betekent zeer groot of de grootste.

rubecula - cc by-nc 4.0	Adrie van Heerden - verspreidingsatlas.nl
Andrew Townsend - cc by-nc 4.0	Rasbak - cc by-sa 3.0

Harry Rose - cc by 2.0	Harry Rose - cc by 2.0
Harry Rose - cc by 2.0	usuherbarium.usu.edu - cc0-1.0

Stengels Uitgestrekte vegetaties vormend. De geelgroene, stevige en rechtopstaande stengels zijn buisvormig (ze zijn hol tussen de knopen).

Harry Rose - cc by 2.0	Harry Rose - cc by 2.0
Harry Rose - cc by 2.0	Harry Rose - cc by 2.0

Bladeren De glanzend helder groene bladeren zijn 25-60 cm lang en (0,4)0,7-2 cm breed. Ze hebben een kapvormige top en een verdiepte strook aan beide kanten van de middennerf. De bladscheden zijn ruw, rolrond of naar boven zwak afgeplat, zwak gekield en met vele dwarsverbindingen tussen de nerven. Het 1-3 mm lange tongetje is grotendeels breed afgerond, maar in het midden is het plotseling in een punt toegespitst.

Harry Rose - cc by 2.0	Rasbak - cc by-sa 3.0
Harry Rose - cc by 2.0	Cor Nonhof - cc by-nc-sa 3.0 nl

Bloemen Tweeslachtig. De bloempluim is 20-40 cm, staat wijd uitgespreid en met veel bloemen. De vijf- tot zevenbloemige aartjes zijn 0,5-1,2 cm. Ze staan op dunne steeltjes en zijn zijdelings afgeplat en vaak deels goudachtig en paarsig van kleur. Het ongeveer 3 mm grote onderste kroonkafje (lemma) heeft een stompe punt, zeven nerven en 2,5-3,5 mm. Het is afgerond en niet gekield. De palea is (bovenste kroonkafje) niet gevleugeld. Elke bloem heeft drie meeldraden en een bovenstandig vruchtbeginsel met een stijl en twee stempels.

© Willem Braam - verspreidingsatlas.nl	Rasbak - cc by-sa 3.0
Rasbak - cc by-sa 3.0	Harry Rose - cc by 2.0

Vruchten en zaden Een graanvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Eenzaadlobbig.

Jacques Maréchal - tela-botanica.org - cc by-sa 2.0 fr	Marie Portas - tela-botanica.org - cc by-sa 2.0 fr
Gérard Leveslin - tela-botanica.org - cc by-sa 2.0 fr	©2006 Digital Plant Atlas - cc by-nc-sa 3.0 nl

Bodem Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op natte, voedselrijke of zeer voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende, modderige of venige grond en in ondiep, voedselrijk, stilstaand of zwak stromend, zoet tot zwak brak water (zand, klei of veen).

Groeiplaatsen In en langs sloten, kanalen, poelen, rivieren, beken en vervuild water, kwelplekken in weiland, beekdalgrasland, uiterwaarden, beekmoerassen, dichtgroeiende sloten en poelen, zoetwatergetijdengebied, vrij open moerasbossen en grienden.