Frysk-Lizzend sulverblêd English-Trailing Tormentil Français-Potentille d'Angleterre Deutsch-Niederliegendes Fingerkraut Synoniemen-Potentilla procumbens Familie-Rosaceae (Rozenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Potentilla komt van het Latijnse woord potens (krachtig). Dit vanwege de geneeskrachtige werking. Anglica betekent Engels. Opmerking-Kruipganzerik is waarschijnlijk oorspronkelijk de kruising van Vijfvingerkruid en Tormentil. Kruising-Kruipganzerik kan bastaarderen met Tormentil (Potentilla x suberecta) en soms ook met Vijfvingerkruid (Potentilla x mixta). Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Juni t/m augustus. Afmeting-10-20 cm, soms langer.
Wortels
Stengels-De kruipende, verspreid behaarde stengels zijn vrij lang en dun. Ze wortelen op de knopen. Het uiteinde hangt of ligt op de grond zonder wortels te vormen.
Bladeren-De rozetbladen zijn meestal handvormig vijftallig met langere steeltjes, de stengelbladen zijn drietallig met korte steeltjes van 1-2 cm. De deelblaadjes zijn dunner en vlakker dan die van Vijfvingerkruid. Ze hebben vrij diepe, iets toegespitste zaagtanden. De tand aan het eind van het middelste deelblaadje steekt nauwelijks buiten de twee naast gelegen tanden uit. De onderste bladen hebben tweespletig gevingerde steunblaadjes, de andere stengelbladen hebben gave steunblaadjes.
Bloemen-Tweeslachtig. Een los bebladerd bijscherm. Door de liggende groeiwijze lijken de bloemen afzonderlijk tegenover de bladen en in de vertakkingen te groeien. De goudgele bloemen groeien aan lange, dunne stelen. Ze zijn 1-1½ cm en meestal viertallig, maar aan dezelfde plant zie je soms vier- en vijftallige bloemen. De vier of vijf kroonbladen zijn 5-8 mm lang vertonen bij de voet een oranje vlek. Ze zijn tot twee keer zo lang als de kelkbladen.
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. Per bloem ontstaan er twintig tot vijftig vruchtjes. Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige of half beschaduwde plaatsen op vrij natte tot vrij droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure, grazige, vaak verstoorde grond (zand, leem, veen en klei). Groeiplaatsen-Langs sloten, heischraal grasland, bermen, hellingen, langs boswegen, bosranden, heggen, struwelen, akkerranden, onbemeste zandige plekken op dijken, tuunwallen, landscheidingskaden, humeuze duinvalleien en veenmosrietland (o.a. op oude legakkers). Verspreiding Wereld-Oorspronkelijk uit West- en Midden-Europa. Nederland-Inheems. Algemeen. Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Zeldzaam. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |