Frysk-Knotssigge English-Buxbaum's sedge Français-Laîche de Buxbaum Deutsch-Buxbaums Segge Synoniemen-Grote knotszegge Familie-Cyperaceae (Cypergrassenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Zegge stamt uit het Indogermaanse woord seq (snijden). Carex is zeer waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse ceiro (ik snij), een verwijzing naar de scherpe kanten van de bladeren. Buxbaumii is genoemd naar de Duitse botanicus Johann Christian Buxbaum (1693-1730). Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Geofyt of helofyt. Hoofdbloei-Mei en juni. Afmeting-30-70 cm.
Wortels-Lange wortelstokken met uitlopers.
Stengels-Haarden vormend. De dunne stengels zijn scherp driekantig.
Bladeren-De bladen zijn blauwgrijs en met een lange driekantige top. De onderste bladscheden zijn rood tot roodbruin en gaan rafelen.
Bloemen-Eenslachtig. Eenhuizig. De schutbladen hebben geen schede. Het onderste is minstens zo lang als de bloeiwijze en aan de voet vaak iets dwars gerimpeld. De bloeiwijze is iets onderbroken en bevat meestal drie of vier aren. De topaar heeft van boven tot iets onder het midden vrouwelijke bloemen. Daaronder zitten de vele mannelijke bloemen. Na de bloei daar met vele lege kafjes. Als de vruchten van de aar rijp zijn is de aar knotsvormig. De andere aren (twee, drie of vier) zijn helemaal vrouwelijk, de bovenste ervan niet dicht tegen de tegen de eindelingse aar aangedrukt. Deze aren staan rechtop en hebben vrijwel geen steel. De kafjes zijn donker roodbruin, naar de top vaak scheef ontwikkeld, voor een deel toegespitst, voor een deel afgeknot en met een lichte middennerf (als een stekelpunt).
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het urntje is afgeplat-eivormig, 3-4,5 mm lang, bleekgroen en niet of onduidelijk generfd. Het heeft een zeer korte snavel, die in twee iets uit elkaar wijkende tanden is gespleten. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Eenzaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige plaatsen op natte, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure grond (veen, humeus zand of keileem). Groeiplaatsen-Blauwgrasland, glooiingen in grasland, op de overgang tussen trilveen en schraalland, vrij schrale ruigten, kanaalbermen en legakkers (onverveende stroken). Verspreiding Wereld-Gematigde en koudere delen op het noordelijk halfrond. Nederland-Inheems. Zeer zeldzaam. Vlaanderen-Niet in Vlaanderen. Wallonië-Niet in Wallonië. 2001-2025 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |