Wilde planten in Nederland en België | |
Knoopkruid - Centaurea jacea
Frysk: Soldateknoop
English: Brown knapweed
Français: Centaurée jacée
Deutsch: Wiesen-Flockenblume
Synoniemen: Centaurea pratensis, Centaurea nigra, Centaurea debeauxii, Centaurea microptilon, Centaurea angustifolia, Gewoon knoopkruid, Echt knoopkruid
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Centaurea komt uit de Griekse mythologie en is genoemd naar de kruidkundige Centaur (half mens, half paard) Chiron. Jacea komt van het Latijnse jaceo (neerliggen).
Ondersoorten: Knoopkruid is een variabele soort die door sommige flora's in ondersoorten of soorten worden verdeeld, waaronder bijv. Zwart knoopkruid (Centaurea nigra of Centaurea jacea subsp. nigra).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Hoofdbloei: Juni t/m november.
Afmeting: 20-120 cm.
|
|
|
|
Wortels: Een wortelstok.
|
|
|
|
Stengels: De rechtopstaande of soms opstijgende, dof donkergroene, geribde stengels zijn dun, maar onder de hoofdjes verdikt. Ze kunnen al of niet vertakt zij. Ze zijn kaal of spinragachtig behaard en vormen zeer korte uitlopers.
|
|
|
|
Bladeren: De bladen zijn kaal tot spinragachtig behaard. Ze varieren van lijnvormig, langwerpig tot eirond of scheef ruitvormig. Ze kunnen een vrijwel gave rand heben, maar ook kunnen ze bochtig veervormig zijn gespleten. De rozetbladen zijn breder dan de verspreidstaande stengelbladen.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De allenstaande, 2-6 cm grote bloemhoofdjes zijn roodpaars of heel soms wit. Ze groeien aan het eind van de stengels. Er zijn geen lintbloemen, alleen buisvormige bloemen. De randbloemen zijn soms groter en stralend, maar deze ontbreken ook vaak. De omwindselbladen hebben een bruin tot bijna zwart aanhangsel, dat door een vernauwing van de rest van het omwindselblad is afgescheiden. Het kan gaafrandig, onregelmatig ingescheurd of diep en regelmatig kamvormig ingesneden zijn. Op de bloemhoofdjesbodem staan stroschubben.
Zwart knoopkruid: Het aanhangsel van de omwindselbladen is zwart tot donkerbruin en regelmatig veervormig gedeeld met tanden (2,5-6 mm lang). Het omwindsel is onegveer bolvormig en (5-)8-16 mm breed. Meestal zijn er geen stralende randbloemen.
|
|
|
|
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden kunnen al of niet vruchtpluis van borstelharen hebben. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Zwart knoopkruid: Het 0,2-3,4 mm lange pappus is vrijwel altijd aanwezig.
|
|
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige, zelden licht beschaduwde plaatsen op droge tot matig vochtige, matig voedselarme tot matig voedselrijke, weinig of niet bemeste, zwak zure tot kalkrijke grond (leem, mergel, lichte klei en humusrijk of lemig zand).
Vruchten:
Groeiplaatsen: Grasland (bergweiden, vrij schraal grasland en kalkgrasland), bermen, zeeduinen (duingrasland), dijken, grazige ruigten, iets ruderale plaatsen, langs spoorwegen (spoorbermen), braakliggende grond, klippen en bosranden.
Verspreiding
Wereld: Europa behalve in de zuidelijkste delen en zeer zeldzaam in West- en Midden-Azië. Ingeburgerd in Noord-Amerika, Argentinië en Nieuw-Zeeland.
Nederland: Algemeen, maar minder algemeen in Noordoost-Nederland.
Knoopkruid
Zwart knoopkruid
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Algemeen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL