Wilde planten in Nederland en België | |
Knikkende distel - Carduus nutans
Frysk: Hingjende doarnstikel
English: Nodding Thistle
Français: Chardon penché
Deutsch: Nickende Distel
Synoniemen:
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Carduus komt uit het Latijn en betekent Wilde distel of Artisjok. Nutans betekent overhangend of knikkend.
Kruising: De bastaard van Kruldistel en Knikkende distel (Carduus x stangii) staat in kenmerken tussen beide oudersoorten in en groeit op plekken waar ze samen voorkomen.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Tweejarig.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Hoofdbloei: (Juni-)juli en augustus(-september).
Afmeting: 30-200 cm.
|
|
|
Wortels
Stengels: De rechtopstaande stengels zijn onderaan gevleugeld met stekelige lijsten. De stengels zijn wit spinnewebachtig behaard en kunnen al of niet vertakt zijn. Het stengeldeel net onder het bloemhoofdje is niet stekelig.
|
|
|
|
Bladeren: De rozetbladen zijn langwerpig, gekroesd, diep veerspletig en van boven kaal. De slippen zijn stekelige getand, op de uitstekende nerven. aan de onderkant viltig, glanzend donkergroen. Ze lopen als brede, stekelige vleugels langs de steel af. De verspreidstaande, smalle, langwerpige stengelbladen zijn enigszins glanzend.
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De geknikte bloemen staan afzonderlijk (zelden met enkele bij elkaar) op niet-stekelige, tamelijk ongevleugelde stelen. De bloemhoofdjes zijn 2-8 cm breed en helder roodpaars. De stekelpuntige omwindselbladen zijn aan de voet voet breed, boven de voet iets ingesnoerd enstaan wijd uit of zijn iets teruggeslagen (naar buiten gebogen). De binnenste zijn vaak paars aangelopen en de buitenste sterk teruggekromd. De bloemen verspreiden een zwakke geur.
|
|
|
|
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het vruchtpluis bestaat uit enkelvoudige, ruwe haren. Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige, open plaatsen op droge, zelden matig vochtige, matig voedselarm tot matig voedselrijke, kalkrijke, humusarme, vaak omgewerkte grond (zand, klei, zavel, mergel of stenige grond).
Groeiplaatsen: Grasland (weiland en laag blijvend grasland), bermen, grazige kanaal- en rivierdijken, zeeduinen (duingrasland), ruigten (kalkrijke ruigten), industrieterreinen, langs spoorwegen (spoorwegterreinen), ruderale plaatsen, braakliggende grond en hellingen.
Verspreiding
Wereld: West- en Midden-Azië, Noordwest-Afrika en Europa, behalve in het hoge noorden. Ingeburgerd in Noord-Amerika en op enige plaatsen op het zuidelijk halfrond.
Nederland: Vrij algemeen in de Zeeuwse en Hollandse duinen en in het rivierengebied, vrij zeldzaam in Zuid-Limburg en zeldzaam tot zeer zeldzaam in Zeeland.
Vlaanderen: Vrij zeldzaam.
Wallonië: Vrij algemeen. Het meest in het Maasgebied en in de zuidelijke Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL