Wilde planten in Nederland en België

Kamvaren - Dryopteris cristata

Frysk-Kaamfear

English-Crested buckler fern

Français-Dryoptéride à crêtes

Deutsch-Kammfarn

Synoniemen

Familie-Dryopteridaceae (Niervarenfamilie)

Naamgeving (Etymologie)-Dryopteris komt van het Griekse drys of dryos (eik) en pteris (varen), waarmee bedoeld wordt een varen die op een eik kan groeien. Cristata betekent kamdragend.

Kruising-Kamvaren kan een bastaard vormen met Smalle stekelvaren (Dryopteris x uliginosa). Dryopteris x uliginosa lijkt sterk op Kamvaren, maar de blaadjes zijn spitser en fijner verdeeld. De bastaard komt voornamelijk voor veenmosrietlanden. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).

Levensduur-Overblijvend.

Plantvorm-Hemikryptofyt.

Rijpe sporen-Juli t/m september.

Afmeting-30-80 cm.


© Willem Braam - verspreidingsatlas.nl


Ushakaron - cc0


B.gliwa - cc by-sa 2.5


Bastiaan van de Wetering - cc by-nc-nd 4.0

Wortels-De horizontaal kruipende wortelstok is kort, dik en vertakt.


Neuchâtel Herbarium - cc by-sa 3.0


Neuchâtel Herbarium - cc by-sa 3.0


herbariaunited.org


bisque.cyverse.org - cc by-nc 3.0

Stengels-De bladsteel is begroeid met enkele lichtbruine schubben en onderaan donkerbruin. Meestal is de steel korter dan het blad (meestal half zo lang als de bladschijf of bijna even lang). De bladsteel heeft 5 ronde, periferische vaatbundels (2 boven, 3 beneden).


© Laurens Sparrius - verspreidingsatlas.nl


Wendelyn Bolles - cc by 4.0


Ushakaron - cc0


rboles - cc by-nc 4.0

Bladeren-De bladeren groeien in bundels. Een lichtgroene, iets stijve, smal langwerpige bladschijf. De buitenste bladeren zijn onvruchtbaar en overwinteren niet. Ze worden tot 45 cm lang en zijn geveerd met 10 tot 14 blaadjes aan beide kanten. De middennerf van het blad is vaak met enkele verspreide schubben begroeid. De deelblaadjes staan af en zijn vlak. De binnenste bladeren zijn vruchtbaar. Deze zijn langwerpig en vaak wintergroen. Ze worden tot 80 cm lang, groeien rechtop en bestaan uit meer deelblaadjes. de onderste deelblaadjes zijn een kwart slag gedraaid t.o.v. de bladspil. De deelblaadjes zijn breed driehoekig en gesteeld. De bladslippen zijn ondiep gezaagd, de tanden zijn kort stekelpuntig.


mayaprew - cc by-nc 4.0


John Baur - cc by-nc 4.0


MurielBendel - cc by-sa 4.0


Kristian Peters - cc by-sa 3.0

Sporen-De sporendragende, stijf rechtopstaande bladen zijn langer en smaller dan de onvruchtbare. De onderste blaadjes hebben meestal geen sporenhoopjes, de overige staan horizontaal, met de rugzijde naar boven gekeerd. De sporenhoopjes van de bovenste blaadjes hebben een vrij groot dekvliesje. De sporenhoopjes zijn vrij groot, liggen dicht aan de middennerf en zitten alleen op de voorste gaffeltak van de zijnerven, zij raken elkaar ten slotte aan en bedekken bijna de gehele ondervlakte. Het dekvliesje is gaafrandig, zonder klieren en blijft lang.


sammakler - cc by-nc 4.0


© Willem Braam - verspreidingsatlas.nl


Andrea Moro - dryades.units.it/cercapiant - cc by-sa 4.0


Laura Shappell - cc by-nc 4.0

Biotoop

Bodem-Zonnige of halfbeschaduwde plaatsen op natte, voedselarme tot matig voeselarme, zwak zure tot zure grond (laagveen en stenige plaatsen).

Groeiplaatsen-Veenmosrietland, beekdalmoerassen, laagveenmoerassen, aan de rand van hoogvenen, waterkanten, moerasbossen, langs bosgreppels, spoorbermen, duinvalleien en op soms op natte muren.

Verspreiding

Wereld-Koel-gematigde streken in Noord-Amerika en Europa tot in Midden-Siberië.

Nederland-Inheems. Vrij zeldzaam.

Vlaanderen-Inheems. Zeer zeldzaam.

Wallonië-Inheems. Zeer zeldzaam.

2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl