Wilde planten in Nederland en België | |
Kale jonker - Cirsium palustre
Frysk: Houtstikel
English: Marsh thistle
Français: Cirse des marais
Deutsch: Sumpf-Kratzdistel
Synoniemen: Carduus palustris
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Cirsium is afgeleid van het Grieks kirsion (een soort distel). Palustre betekent het moeras bewonend.
Kruising: Kale jonker ruiter kan een bastaard vormen met Spaanse ruiter (Cirsium x forsteri) en ook met Oeverdistel (Cirsium x subalpinum).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Tweejarig of meerjarig.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Hoofdbloei: Juni t/m september.
Afmeting: 60-150 cm.
|
|
|
|
Wortels: De penwortel van de rozet wordt later vervangen door een kort wortelstokje, dat afgebeten lijkt.
| |
|
|
Stengels: De grauwgroene en vaak roodpaars aangelopen stengel is tot bovenaan stekelig gevleugeld en bebladerd en vaak aan de top vertakt. De stengel is zwak spinragachtig behaard.
|
|
|
|
Bladeren: De bladen vormen het eerste jaar een rozet. Ze zijn lijn-lancetvormig, bochtig veerspletig, met twee- of drielobbige slippen en zeer stekelig aan de bladranden. De meeste bladen zijn zittend en van boven behaard. De stengelbladen staan verspreid.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. Eenhuizig. De vele eironde bloemhoofdjes zitten in vrijwel bladloze kluwens aan de top van de stengel in groepjes van twee tot acht bij elkaar. Ze hebben een korte steel. De 1-2 cm grote bloemen zijn roodpaars (zelden wit). De opgerichte omwindselbladen zijn paars aangelopen en zwak stekelpuntig. De vijf meeldradenz ijn met elkaar vergroeid. Het vruchtbeginsel is onderstandig met een stijl en twee stempels.
| |
|
|
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. De zaden zijn 2-3 mm lang. Het witte vruchtpluis is 0,7-1 cm. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige tot licht beschaduwde plaatsen op natte, matig voedselarme tot vaak matig voedselrijke, meestal licht bemeste, humeuze, zwak zure tot kalkhoudende grond (zand, leem, veen en lichte klei).
Groeiplaatsen: Grasland (hooiland en weiland), zeeduinen (duinvalleien), waterkanten (langs sloten en greppels), moerassen (trilveen en jong veenmosrietland), bermen, grazige ruigten, bossen (lichte plekken in loofbossen en moerasbossen), bosranden, heggen, struwelen, kapvlakten en langs spoorwegen (spoorweggreppels).
Verspreiding
Wereld: Europa, behalve in het uiterste zuiden. Zeldzaam in Midden-Siberië. Ingevoerd in het oosten van Noord-Amerika en in Nieuw-Zeeland.
Nederland: Algemeen, maar vrij zeldzaam in Zeeland, het noordelijk zeekleigebied en Flevoland.
Vlaanderen: Algemeen.
Wallonië: Algemeen.
Toepassingen
Jonge scheuten kunnen als salade gegeten worden.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL