Frysk Jeneverstrûk English Common Juniper Français Genévrier commun Deutsch Wacholder Synoniemen Familie Cupressaceae (Cypresfamilie) Naamgeving (Etymologie) Waarschijnlijk stamt Juniperus af van het Keltische jeneprus (ruw of wrang), vanwege de stekelige bladen. Volgens anderen is de naam afgeleid van Juni (een verkorting van Juvenes (jongelieden) en perus (van pario) (baren), omdat het blad van de Zevenboom (Juniperus sabina) gebruikt werd, om een abortus op te wekken. Communis betekent gewoon of algemeen voorkomend. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur Overblijvend. Plantvorm Fanerofyt. Hoofdbloei April en mei. Afmeting Meestal tot 3 meter, maar soms tot 12 meter.
Stam De vanaf de voet vertakte stam kan breed uit groeien, maar ook zuilvormig zijn. De schors is grijs- tot roodbruin. Bij oudere struiken gaat de schors afschilferen. Een zeer langzame groeier.
Takken De zeskantige takken kunnen opstijgend zijn of ze staan rechtop. Jongere zijn roodbruin.
Bladeren Giftig. De rechte, wintergroene, korte, afstaande en stijve naalden groeien in kransen van drie. Ze zijn blauwgroen, sterk afgeplat, 1-2 cm, lang priemvormig met een scherpe punt. Van boven zijn ze dof en vlak gegroefd (gootvormig), in de groef zijn ze blauwachtig-groen. Van onder zijn ze glanzend en stomp gekield met een overlangse groef in de kiel (één witte streep).
Bloemen Eenslachtig. Tweehuizig. De meestal groengele of gelige bloemen groeien in de bladoksels (eindelings aan korte zijtakken). Vrouwelijke bloemen zijn iets groter dan de mannelijke bloemen. De vrouwelijke bloeiwijzen bestaan uit drie eitjes aan de top van een takje, omgeven door schubbetjes. Ze hebben twee tot vier vruchtschubben. Mannelijke aartjes zijn klein (enkele mm), alleenstaand, kortgesteeld, eirond en houtig. Ze bestaan uit een paar schutbladen en tien tot vijftien kegelschubben met daaronder de schildvormige aangehechte meeldraden, die aan de onderrand 3-6 stuifmeelzakken dragen.
Vruchten en zaden Een kegelbes. Onmiddellijk onder ieder eitje zit een groter schutblad, dat na de bevruchting uitgroeit en tenslotte vlezig wordt. Die drie schutblaadjes groeien dan samen, omsluiten de drie zaden en vormen de bol- eironde, zwartblauwe berijpte schijnbessen. De ronde, rechtopstaande bessen zijn 5-7 mm breed. Eerst zijn ze lichtgroen, in het tweede jaar rijpen ze en dan worden ze blauw tot bijna zwart. De vruchten bevatten één tot vaak drie zaden. De zaden hebben twee zaadlobben. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Naaktzadig (naaldboom).
Biotoop Bodem Zonnige of halfbeschauwde, open plekken op droge, voedselarme, zwak zure tot zure grond (stenige plaatsen en zand, vooral voormalig stuifzand). In België ook op natte, zure veenbodems en op droge kalkhellingen. Jeneverbes verdraagt geen schaduw. Groeiplaatsen Stuifzand, heide, duinen, open plekken in loofbossen en naaldbossen, struwelen en rotsige hellingen. Verspreiding Wereld Koude en gematigde streken op het noordelijk halfrond. Nederland Inheems. Vrij zeldzaam. Vlaanderen Inheems. Zeldzaam. Wallonië Inheems. Zeldzaam. Toepassingen De oude Egyptenaren gebruikten de aromatische olie uit de naalden, samen met andere oliën, voor het mummificeren van hun doden. Het hout is zeer hard. De naalden en takken werden, samen met beukenhout, gebruikt voor het roken van ham. In de Middeleeuwen verbrandde men de naalden en takken om het kwaad weg te houden, en samen met beukenhout, voor het roken van hammen. Vroeger dacht men dat de bessen de pest zouden voorkomen, beten van wilde dieren zouden er door genezen en het zou een werkzaam tegengif vormen. De bessen bevatten geurige, scherp smakende stoffen en worden gebruikt als keukenkruid en voor het aromatiseren van jenever (de naam jenever komt van Juniperus). 2001-2025 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |