Frysk-Wûnbledsjes English-Common fleabane Français-Pulicaire dysentérique Deutsch-Großes Flohkraut Synoniemen Familie-Asteraceae (Composietenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Heelblaadjes werd vroeger gebruikt vanwege een helende werking bij verwondingen. Pulicaria komt van het Latijnse Pulex (vlo). Dit verwijst naar het gebruik van deze plant als huismiddel tegen vlooien. Dysenterica is afgeleid van dysenterie. De plant werd vroeger gebruikt ter bestrijding van dysenterie, waarbij Heelblaadjes niet direct werd gebruikt tegen dysenterie maar tegen het insekt (de kleerluis), die deze ziekte overbrengt. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-Juli t/m september. Afmeting-60-90 cm.
Wortels-Sterk vertakte, kruipende wortelstokken met uitlopers.
Stengels-Groepen vormend. De meestal behaarde (zelden kale) stengels staan stijf rechtop en zijn meestal strobruin. Ze zijn alleen in de bovenste helft vertakt.
Bladeren-De verspreidstaande bladen zijn grijsgroen, viltig behaard en 3-8 cm lang. De onderste bladen zijn langwerpig en zijn halfstengelomvattend. De bovenste bladen zijn driehoekig-eirond, hebben een hartvormige tot pijlvormige voet en zijn stengelomvattend (met twee oorthes). Aan de rand zijn ze verwijderd gezaagd en iets omgerold. Van boven worden ze spoedig vrij kaal en hebben ze een fijn wrattig oppervlak. Aan de onderkant blijven ze lang witviltig.
Bloemen-Polygaam. De 1,5-2,5 cm brede, gele bloemhoofdjes zitten aan de top van de stengels en vertakkingen, in losse iets schermvormige pluimen. De lintbloemen staan horizontaal af. Ze zijn twee keer zo lang als het groene, beklierde omwindsel. De plaat van de lintbloemen staat af en is tenminste 5 mm langer dan het omwindsel. De buisbloemen zijn dooiergeel. De omwindselbladen zijn lijnvormig en viltig. Het vruchtbeginsel is onderstandig.
Vruchten en zaden-De nootjes hebben vruchtpluis van haren en een buitenste krans van vergroeide vliezige schubben. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige, soms licht beschaduwde plaatsen op vochtige of vaak natte, matig voedselrijke, matig stikstofrijke, humushoudende, kalkhoudende grond (duinzand, leem, löss en klei). Ook op zwak brakke grond en vaak op verstoorde grond. Groeiplaatsen-Duinvalleien, bermen, dijken, langs kanalen, rivieren, beken, greppels en sloten, grasland, langs spoorwegen, ruige rietmoerasjes, leem- en kleigroeven en in ruigten tussen laag struweel. Verspreiding Wereld-Oorspronkelijk uit Zuidwest-Azië en West-, Midden- en Zuid-Europa. Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |