Wilde planten in Nederland en België | |
Harig knopkruid - Galinsoga quadriradiata
Frysk: Rûch buormanskwea
English: Shaggy-soldier
Français: Galinsoga ciliée
Deutsch: Behaartes Franzosenkraut
Synoniemen: Galinsoga ciliata
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Galinsoga is vernoemd naar Don Mariano Martinez de Galinsoga (1766–1797), directeur van de botanische tuin te Madrid. Quadriradiata betekent met vier stralen of straalbloemen.
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Eenjarig.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Therofyt.
Hoofdbloei: Juni t/m november.
Afmeting: 20-45 cm.
|
|
|
|
Wortels
| |
Stengels: De rechtopstaande, vertakte stengels zijn dof donkergroen. Onderaan zijn ze dicht witbehaard en bovenaan zijn ze begroeid met lange afstaande haren. De zijtakken zijn dicht afstaand wit behaard.
| ![]() © Willem Braam - verspreidingsatlas.nl |
|
|
Bladeren: De tegenoverstaande, eironde tot langwerpige bladen zijn dof donkergroen, lang afstaand en wit behaard. De bladrand is wat sterker en dieper gezaagd dan bij Kaal knopkruid.
|
|
|
|
Bloemen: Polygaam. De bloemhoofdjes vind je aan het eind van de takken. De bloemen zijn ongeveer 0,5 cm groot. De vijf lintbloemen zijn wit en hebben drie tanden. De buisbloemen zijn geel. De bloemhoofdjes zijn iets groter en de lintbloemen een beetje langer dan die van Kaal knopkruid. De langwerpige stroschubben zijn niet gedeeld en hoogstens zwak getand. Het vruchtbeginsel is onderstandig.
| ![]() © Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl |
![]() © Peter Meininger - verspreidingsatlas.nl |
|
Vruchten: Een eenzadige dopvrucht of nootje. Het pappus van de lintbloemen bestaat uit schubben. Deze zijn ongeveer half zo lang als de bloemkroon. Van de vruchtpluisschubben van de buisbloemen loopt een deel uit in een naaldvormige top. Dankzij deze schubben blijven de zaden in de vacht van dieren hangen en aldus worden ze verspreid. Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige, open plaatsen (pioniervegetatie) op droge tot vochtige, voedselrijke grond (zand, dalgrond en klei). Meestal op iets zwaardere grond dan Kaal knopkruid.
Groeiplaatsen: Moestuinen, akkers (hakvruchtakkers), plantsoenen, ruderale plaatsen, aan de voet van muren, tussen straatstenen en omgewerkte of pas aangelegde bermen.
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit Zuid- en Midden-Amerika. Tegenwoordig ook in een groot deel van Noord-Amerika, in West- en Midden-Europa en in sommige delen van Zuid- en Oost-Azië en Afrika. In Europa komt de soort voor sinds het midden van de 19e eeuw.
Nederland: Vrij algemeen, maar zeldzaam op de Waddeneilanden, in Zeeland, in het noordelijk zeekleigebied en in Flevoland. Voor het eerst gevonden in 1920.
Vlaanderen: Algemeen ingeburgerd. Voor het eerst gevonden in 1921. De soort komt hier meer voor dan Kaal knopkruid.
Wallonië: Vrij algemeen, maar zeldzamer in de Ardennen.
Oude illustraties (Klik op een afbeelding om te vergroten).
|
|
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL