Wilde planten in Nederland en België | |
Griekse alant - Inula helenium
Frysk:
English: Elecampane
Français: Grande Aunée
Deutsch: Echter Alant (Helenenkraut)
Synoniemen:
Familie: Asteraceae (Composietenfamilie)
Naamgeving (Etymologie): Inula is mogelijk afgeleid van het Griekse helen (korf), vanwege het ruime omwindsel om de hoofdjes, maar misschien is de naam ook een verbastering van Helenium, naar Helena van Troje. Inula zou echter ook kunnen zijn afgeleid van hinnulus (een jonge muilezel) en was goed voor zowel muilezels als mensen. Het werd door de eeuwen heen een belangrijk paardenmedicijn. Helenium verwijst naar naar Helena van Troje. Helenion betekent stralende of schitterende (de naam is verwant met hèlios, dat zon betekent).
Opmerking: Griekse salant lijkt wel enigszins op de Trosalant (Inula racemosa). Ook komen er tussenvormen van beide soorten voor (waarschijnlijk de hybride).
Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten).
Levensduur: Overblijvend.
Plantvorm: Kruid.
Winterknoppen: Hemikryptofyt.
Hoofdbloei: Juli en augustus.
Afmeting: 90-200 cm.
|
|
|
|
Wortels: Een dikke, knolvormige, vertakte, aromatisch ruikende wortelstok.
|
|
Stengels: De stevige, rechtopstaande stengel is gegroefd, ruig behaarde (bovenaan iets viltig) en naar de top vertakt en los bebladerd.
|
|
|
|
Bladeren: De eivormige, elliptische tot lancetvormige bladen zijn ongelijk gekarteld-getand. Aan de bovenkant zijn ze groen en iets ruw en aan de onderkant fluweelachtig viltig. De zeer grote (tot 50, maar soms tot 80 cm lange) wortelbladen zijn langwerpig-elliptisch, vaak spits en in de bladsteel versmald. De hogere stengelbladen zijn hartvormig-eirond, iets stengelomvattend en toegespitst. Naar boven toe worden de bladen steeds kleiner.
|
|
|
|
Bloemen: Tweeslachtig. De gele bloemen vormen samen een tuilvormige bloeiwijze. De vaak meer dan 6 cm grote bloemhoofdjes zijn lang gesteeld. De 3-4 cm lange, gele lintbloemen zijn langer dan het omwindsel. De goudgele buisbloemen zijn vijfspletig. De groene omwindselbladen overlappen elkaar dakpansgewijs en zijn lancet- tot lijnvormig. De buitenste zijn breder dan 4 mm, de binnenste smaller en aan de top verbreed.
|
|
|
|
Vruchten: De 3-5 mm lange nootjes zijn lichtbruin, bijna vierhoekig, glad en met een drie maal zo lange haarkroon. Tweezaadlobbig.
|
|
|
|
Biotoop
Bodem: Zonnige plaatsen op vochtige, voedselrijke, neutrale tot licht kalkhoudende grond (mergel of kleiige grond).
Groeiplaatsen: Grazige plaatsen, braakliggende grond en bosranden.
Verspreiding
Wereld: Oorspronkelijk uit Zuidoost-Europa en West- en Midden-Azië.
Nederland: Vrij zeldzaam. Niet ingeburgerd.
Vlaanderen: Zeer zeldzaam ingeburgerd.
Wallonië: Zeer zeldzaam ingeburgerd.
2001-2022 K.M. Dijkstra - CC BY-NC-SA 3.0 NL