Grasklokje - Campanula rotundifolia

Naamgeving (Etymologie)-Campanula betekent klokje, naar de vorm van de bloem. Rotundifolia betekent met ronde bladen.

Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl	Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl
Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl	Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl

bisque.iplantcollaborative.org - cc by-nc 3.0	usuherbarium.usu.edu - cc0-1.0
usuherbarium.usu.edu - cc0-1.0	hasbrouck.asu.edu - cc by-nc 3.0

Stengels-De ronde en gladde stengels zijn vaak boogvormig opstijgend of rechtopstaand. Ze zijn voor het grootste deel kaal en alleen aan de voet zeer kort behaard. Grasklokje heeft zeer korte uitlopers.

Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl	Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl
Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl	Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl

Bladeren-De wortelbladen zijn rondachtig met een hartvormige voet. De bladrand is gekarteld-gezaagd. De verspreidstaande hogere stengelbladen staan vrij ver uiteen. Ze zijn smal lijnvormig (lancetvormig) en met een gave rand. Ze hebben een lange, draaddunne steel.

Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl	Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl
Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl	Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl

Bloemen-Tweeslachtig. De hangende, blauwe (zeer zelden witte) bloemen zijn klokvormig en 1,5-2 cm. In de knop staan ze rechtop. Er zijn vijf vergroeide kroonbladen. De vijf kelktanden zijn lijnvormig en meestal teruggeslagen. In een bloem zie je verder een onderstandig vruchtbeginsel met één stijl met drie witte stempels en vijf meeldraden.

Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl	Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl
Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl	Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl

Vruchten en zaden-De knikkende doosvruchten zijn kaal en gaan open met gaatjes bij de voet. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.

AnRo0002 - cc0	Stefan.lefnaer - cc by-sa 4.0
Stefan.lefnaer - cc by-sa 4.0	©2006 Digital Plant Atlas - cc by-nc-sa 3.0 nl

Bodem-Zonnige of licht beschaduwde, grazige plaatsen op matig droge, matig voedselarme tot matig voedselrijke, zwak zure tot kalkhoudende grond (zand, zavel, leem en stenige plaatsen en soms op mergel).

Groeiplaatsen-Rivierdijken, spoorwegterreinen, heide, vastgelegde duinen, schraal grasland, bermen, droge greppelkantjes, tuinwallen, lichte bossen, langs bosbeken, bosranden, onder laanbomen en op oude verweerde muren.