Frysk-Remke English-Common Fumitory Français-Fumeterre officinale Deutsch-Erdrauch Synoniemen Familie-Papaveraceae (Papaverfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Duiven eten graag van de plant en de bladen lijken op die van Kervel, vandaar de Nederlandse naam. Fumaria is afgeleid van het Latijnse woord fumus (rook). Er zijn twee verklaringen voor de naam in omloop. 1. Als je het sap van de plant je ogen komt, komen er tranen en dat geeft hetzelfde gevoel alsof er rook in je ogen is gekomen. 2. Vroeger meende men dat de plant zich ook kon ontwikkelen uit damp of walm die uit de aarde opsteeg. Officinalis komt van het Latijnse officium (werkplaats, in plantkundig/medische verband is dat de apotheek). Officinalis betekent in gebruik in de apotheek of geneeskrachtig. Ondersoorten-Fumaria officinalis subsp. officinalis is veruit het meest algemeen. Fumaria officinalis subsp. wirtgenii is hier veel zeldzamer. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Eenjarig. Plantvorm-Therofyt. Hoofdbloei-Mei t/m november. Afmeting-10-50 cm.
Wortels-Een penwortel. Stengels-De gladde, holle, kantige en klimmende stengels zijn kaal. Ze hebben geen ranken en zijn sterk vertakt. De stengels liggen vaak over de andere vegetatie.
Bladeren-De verspreidstaande blauwgroene bladeren zijn dubbel geveerd. De bladslippen zijn vlak, lijnvormig tot langwerpig en 2-3 mm breed. Er zijn geen steunblaadjes.
Bloemen-Tweeslachtig. De bloemtrossen bevatten twintig tot veertig bloemen. De bloemen, met spoor, zijn langer dan de bloemsteel. Ze worden 7-9 mm en zijn lichtroze tot rozerood met een donkere top. De twee kelkbladen bedekken niet de hele breedte van de kroon en zijn 2-3 mm. Ze vallen snel af. Elke bloem heeft een schutblaadje. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De (na het drogen) iets rimpelige en ruwe vruchten zijn ongeveer 2 mm lang en 2½-3 mm breed (een afgeplat bolletje). Ze groeien aan rechte, schuin omhoog staande vruchtstelen, die langer zijn dan de schutbladen. De zaden zijn langlevend (langer dan vijf jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige, open plaatsen op matige droge tot matig vochtige, omgewerkte, matig voedselrijke tot zeer voedselrijke, goed doorlatende, zwak zure tot meestal kalkrijke grond (zand, leem, zavel en lichte klei). Groeiplaatsen-Moestuinen, akkers, wijngaarden, open of omgeploegde bermen, braakliggende grond, ruigten, ruderale plaatsen, plantsoenen en bouwterreinen. Verspreiding Wereld-Vrijwel heel Europa, West-Siberië, Klein-Azië en Noord-Afrika. Nederland-Archeofyt. Algemeen. Vlaanderen-Archeofyt. Algemeen. Wallonië-Archeofyt. Vrij algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |