Frysk English-Early dog-violet Français-Violette des bois Deutsch-Waldveilchen Synoniemen-Viola sylvestris, Blauwsporig bosviooltje Familie-Violaceae (Viooltjesfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Viola betekent violet, vanwege de violet-blauwe kleur die in de (meeste) bloemen van de viooltjes voorkomt. De geslachtsnaam Viola komt oorspronkelijk van het Griekse (w)ion (welriekende plant). Reichenbachiana is genoemd naar de Duitse botanicus Heinrich Gottlieb Ludwig Reichenbach (1793-1879). Kruising-Donkersporig bosviooltje kan een kruising vormen met Bleeksporig bosviooltje (Viola x bavarica). Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm- Hemikryptofyt. Hoofdbloei-April en mei (soms opnieuw in september). Afmeting-5-25 cm.
Wortels-Een kleine wortelstok. Worteldiepte tot 10 cm.
Stengels-De stengels zijn verspreid behaard. De bloeistengels liggen meestal wat meer dan die van Bleeksporig bosviooltje.
Bladeren-De meeste bladen vormen een wortelrozet. Meestal hebben ze een minder diep hartvormige voet en een sterker toegespitste top dan die van Bleeksporig bosviooltje. De bladrand is gekarteld. De stengelbladen zijn tijdens de bloeitijd iets geelachtig groen. De middelste stengelbladen zijn 1,2-1,6 keer zo lang als breed. De spitse steunblaadjes zijn lijnvormig tot langwerpig (hooguit 8-9 mm), met vrij lange en dicht bij elkaar staande wimpers.
Bloemen-Tweeslachtig. De bloemen groeien aan de bladrozet en aan de bebladerde stengels. De smalle kroonbladen bedekken elkaar niet of nauwelijks met de randen. De bovenste en die aan de zijkanten wijken in de loop van de bloei ver uit elkaar. De bloemen zijn blauwpaars (vaak meer roodachtig dan die van Bleeksporig bosviooltje). Elk kroonblad (er zijn er vijf) gaat naar de randen geleidelijk over naar lichtroze. De zijdelingse kroonbladen bedekken de bovenste niet. Het honingmerk is minder duidelijk dan bij Bleeksporig bosviooltje. De spoor is donkerblauw tot diep paars, bovenaan niet of nauwelijks knotsvormig (vrijwel zonder verwijding) en niet gegroefd. De vijf spitse kelkbladen zijn voorzien van zeer korte aanhangsels (0,4-0,8 mm), die na de bloei niet verder uitgroeien. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
Vruchten en zaden-Een driekleppige doosvrucht. De zaden hebben een oliehoudend aanhangsel (mierenbroodje), dat de mieren graag lusten. Zij zorgen zo voor de verspreiding. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Beschaduwde plaatsen op vochtige, voedselarme tot matig voedselrijke, neutrale tot kalkrijke grond (mergel, leem, löss en klei). Groeiplaatsen-Kalkrijke loofbossen, hellingbossen, struwelen, heggen en afkalvende bosbeekoevers. Verspreiding Wereld-West-, Midden- en Zuidoost-Europa en in de Kaukasus. Nederland-Inheems. Zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Vrij algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |