Frysk-Dúntoarnbei English-Dewberry Français-Ronce bleue Deutsch-Kratzbeere Synoniemen Familie-Rosaceae (Rozenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Rubus is verwant aan het Latijnse ruber (rood). Onrijpe bramen zijn namelijk rood. De soortaanduiding caesius betekent licht blauw. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Fanerofyt of hemikryptofyt. Hoofdbloei-Mei t/m juli. Afmeting-20-80 cm.
Wortels
Stengels-De vaak roodachtige stengels zijn rond en hangen slap in en over de overige vegetatie. In de duinen kruipen en wortelen ze op de knopen, waarbij ze bladrozetten vormen. De stengels sterven hier meestal elk jaar bovengronds af. Elders zijn de dan verhoutende takken meer boogvormig en overwinteren. In het tweede jaar hebben ze bloeiende zijtakken. Daarna sterven ze af. Niet-bloeiende stengels hebben een dikke waslaag, veel klieren en veel kleine stekels.
Bladeren-De verspreidstaande drietallige bladeren (Zwarte braam heeft meestal vijftallige bladeren) zijn lichtgroen en kort behaard (met name aan de onderkant). Ze hebben zittende, vaak gelobde of gezaagde zijblaadjes. De bladsteel is gegroefd. De steunblaadjes zijn langwerpig tot lancetvormig. In de herfst worden de bladeren roodachtig.
Bloemen-Tweeslachtig. Er zijn maar weinig bloemen per tros. Samen vormen ze een tuilvormige bloeiwijze. Ze zijn wit en 1½-2½ cm. De vijf kroonbladen zijn eirond tot rond en langer dan de vijf grijsviltige kelkbladen. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
Vruchten en zaden-Een steenvrucht. De bramen zijn vrij klein. Elke braam bestaat uit vijf tot twintig deelvruchtjes. Ze zijn licht dofblauw door een waslaag, zuur, zeer sappig en eetbaar. Ze vallen samen met de bloembodem af. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige tot soms half beschaduwde plaatsen op warme, droge tot vochtige, matig voedselrijke, stikstofrijke, neutrale tot vaak kalkhoudende grond (kalksteen, klei, zand, mergel, laagveen en stenige plaatsen). Groeiplaatsen-Lichte plekken in loofbossen, hoogste delen van schietwilgbossen, struwelen, bosranden, heggen, duinen, beekoeverwallen, steile slootkanten, kribben, bermen, langs holle wegen, spoordijken, ballastbedden van weinig of niet gebruikte spoorlijnen, kalkhellingen, braakliggende akkers, aan de voet van muren en in knotwilgen. Verspreiding Wereld-Europa, noordelijk tot in Zuid-Zweden. Ook in West- en Midden-Azië. Nederland-Inheems. Algemeen.
Vlaanderen-Inheems. Algemeen. Wallonië-Inheems. Vrij algemeen. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |