Frysk-Boskbiezemke English-Wood Horsetail Français-Prêle des bois Deutsch-Waldschachtelhalm Synoniemen Familie-Equisetaceae (Paardenstaartenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Equisetum komt van het Latijnse equus (paard) en setum (borstel of haren), omdat veel soorten op een paardenstaart lijken. Sylvaticum betekent in het bos groeiend. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Geofyt . Rijpe sporen-April t/m juni. Afmeting-15-75 cm.
Wortels-De tere, vrij dunne wortelstok (een soort knol) is eerst roodbruin behaard, maar wordt later kaal.
Stengels-De onvruchtbare stengels komen tegelijk met de vruchtbare stengels boven de grond. De onvruchtbare stengels zijn glad of iets ruw, 3-5 mm dik
en met tien tot achttien ribben (11-14 vlakke lijsten, die alleen aan de rand ieder één rij knobbels dragen). Ze vormen dichte kransen van groene overhangende dunne takken, die
zich veervormig vertakken. Ze zijn 4-5-kantig vertakt, met 3-kantige takjes. De stengels hebben een vrij wijd middenkanaal.
Bladeren-De bladkransen hebben een wijd klokvormig roodbruin manchet rondom de hoofdStengels-De scheden zijn voorzien van twee tot zes, helder roodbruine tanden. De tanden van de scheden van de takjes en van de takken zijn lancetvormig, priemvormig-fijntoegespitst en afstaand.
Sporen-De vruchtbare stengels zijn 15-60 cm en verschijnen gelijktijdig met de onvruchtbare stengels. Eerst zijn ze bleek bruin- of roodachtig, maar later worden ze groen en krijgen dan evenals de onvruchtbare stengels groene zijtakken Ze zijn zwakgegroefd (met 11-14 vlakke lijsten met zwakke groeven ertussen), niet vertakte met klokvormige, zeer grote, aan de voet groene, bovenaan bruine, droogvliezige scheden, die in 3-6 langwerpig-lancetvormige, vrij stompe (ieder uit 2-4 geheel vergroeide tanden bestaande) slippen gespleten zijn. De vrij kleine, gesteelde, eirond-langwerpige sporenaar is 1½-3 cm lang en 5-8 mm breed. De spits is afgerond, zonder stekelpunt. De spil is niet hol. Na rijpheid verdrogen ze en vallen af.
Biotoop Bodem-Halfbeschaduwde tot beschaduwde plaatsen op vrij droge tot meestal vrij natte, voedselrijke, maar vrij stikstofarme, zwak zure, humusrijke grond, met horizontaal bewegend, kalkarm grond(kwel)water (zand, leem en löss). Vaak aan de voet van hellingen, waar engeszins basenrijk grondwater aan de oppervlakte komt. Groeiplaatsen-Loofbossen, soms in naaldbossen, vrij droge voedselrijke bossen, bronbossen (met name op plekken met kalkarm kwelwater), op aarden walletjes in bossen en langs en in droogstaande bosgreppels, bosranden, houtwallen, vochtige weiden, struwelen en beschaduwde slootkanten en oeverwallen aan de rand van beekdalen. Verspreiding Wereld-Gebieden met een koud of gematigd klimaat op het noordelijk halfrond. Nederland-Inheems. Zeldzaam.
Vlaanderen-Inheems. Zeldzaam. Wallonië-Inheems. Vrij zeldzaam. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |