Frysk Boskfioeltsje English Common Dog Violet Français Violette de Rivinus Deutsch Hain-Veilchen Synoniemen Gewoon bosviooltje Familie Violaceae (Viooltjesfamilie) Naamgeving (Etymologie) Viola betekent violet, vanwege de violet-blauwe kleur die in de (meeste) bloemen van de viooltjes voorkomt. De geslachtsnaam Viola komt oorspronkelijk van het Griekse (w)ion (welriekende plant). Riviniana is genoemd naar Augustus Rivinus (1652-1723), die hoogleraar in de botanie was in Leipzig. Kruisingen Bleeksporig bosviooltje kan een kruising vormen met Donkersporig bosviooltje (Viola x bavarica). Vooral in de duinen kun je ook de voor een groot deel onvruchtbare bastaard met Hondsviooltje (Viola x intersita) aantreffen. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur Overblijvend. Plantvorm Hemikryptofyt. Hoofdbloei April en mei (ongeveer twee weken later dan Donkersporig bosviooltje). Soms opnieuw in september. Afmeting 5-35 cm.
Wortels De wortelstok kan al of niet vertakt zijn. Stengels De stengels ontspringen in de oksels van de rozetbladen. Ze zijn bebladerd, weinig of niet vertakt, opstijgend en vaak zwak behaard, maar soms kaal.
Bladeren De donkergroene, breed hartvormige en lang gesteelde blaadjes hebben vaak een iets blauwachtige tint. Ze zijn 3-5 cm, met een gekartelde rand. Aan de top zijn ze minder toegespitst dan die van Donkersporig bosviooltje. De middelste stengelbladen zijn 1-1,3 keer zo lang als breed. De twee steunblaadjes aan de voet van de bladsteel zijn langwerpig (ze kunnen 8-9 mm worden), eindigen in een spitse punt en zijn meestal bezet met vrij korte, verspreide wimpers.
Bloemen Tweeslachtig. De bloemen groeien vanuit de oksels van de stengelbladen. De vijf grote kroonbladen zijn vrij breed. De zijdelingse staan vrijwel recht opzij en bedekken de bovenste aan de voet. Ze zijn 1,4-2,5 cm, blauwpaars, maar aan de voet lichter van kleur met een honingmerk van lijntjes. De spoor is roomwit, geelwit of bleekblauw aangelopen en vaak omhoog gekromd. Aan de top is de spoor knotsvormig met twee welvingen en ingedeukt in het midden (gegroefd of ingedeukt). De vijf kelkbladen zijn spits en met 0,8-2,5 mm lange aanhangsels, die bij de onderste twee kelkbladen na de bloei groter worden. Het vruchtbeginsel is bovenstandig.
Vruchten en zaden Een driekleppige doosvrucht. De zaden zijn zeer kortlevend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem Beschaduwde, maar soms zonnige plaatsen op vochtige tot droge, matig voedselrijke tot voedselrijke, zwak zure tot neutrale, soms kalkrijke grond (leem, lemig zand, löss, beekzand en duinzand) met een matig verterende strooisellaag. Groeiplaatsen Loofbossen, kasteelbossen, landgoedbossen, langs boswegen, oude lanen, kapvlakten, struwelen, beschaduwde bermen, plantsoenen, zandige dijken, slootkanten, dalwanden, oude duinbossen, duinstruweel, ruig duingrasland op noordhellingen en soms in ander hellinggrasland. Verspreiding Wereld Europa en Noord-Afrika. Nederland Inheems. Vrij algemeen. Vlaanderen Inheems. Vrij algemeen. Toepassingen Vermeerderen Zaaien. 2001-2025 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |