Frysk English-Alpine Enchanter's-nightshade Français-Circée des Alpes Deutsch-Alpen-Hexenkraut Synoniemen Familie-Onagraceae (Teunisbloemfamilie) Naamgeving (Etymologie)-De naam heksenkruid. is ontstaan doordat de mensen vroeger geloofden dat als je de plant in het bos aantrof, je er zeker van kon zijn dat heksen je op een dwaalspoor zouden brengen of dit al hadden gedaan. Circaea komt van Circaeus (betoverend). Circaea is genoemd naar de tovenares Circe uit de Griekse mythologie, die zeer bedreven was in kruidenkennis. Alpina verwijst naar de Alpen. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Geofyt. Hoofdbloei-Juni en juli. Afmeting-5-30 cm.
Wortels-Zowel aan de korte wortelstok als aan de stengelbasis vlak boven de grond ontspringen draaddunne uitlopers. Stengels-De boogvormige opstijgende, onbehaarde stengel is niet vertakt of draagt omstreeks het midden afstaande zijstengels.
Bladeren-De lichtgroene, kale, tere, iets glanzende bladen zijn breed lancetvormig en ongeveer even lang als breed (1-3 cm), met een hartvormige voet, een min of meer spitse top en een diep, bochtig getande rand. De bladsteel is duidelijker gootvormig dan die van Groot heksenkruid en vaak smal gevleugeld.
Bloemen-Tweeslachtig. De open bloemen staan dicht opeen aan de top van de bloemtros. De bloemtrossen verlengen zich pas als de bloemen uitgebloeid zijn (nadat de kroonbladen zijn afgevallen). Aan de voet van de bloemstelen staan zeer kleine (1 mm lange) borstelvormige steunblaadjes, die spoedig afvallen. De minieme bloemen (1-2,5 mm) zijn in alle onderdelen drie tot zes keer zo klein als die van Groot heksenkruid. De 'kelkbuis' is uiterst kort. Zowel de kelkbladen als de kroonbladen zijn wit. De stempel is knopvormig. Vaak gaan de bloemen nauwelijks open en spontane zelfbestuiving is dan ook normaal.
Vruchten en zaden-Een eenzadige dopvrucht of nootje. De langwerpige dopvrucht is op doorsnee tweehokkig en is begroeid met verspreide haakjes. De zaden zijn zeer kort levend (korter dan één jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Licht beschaduwde plaatsen op vochtige tot vrij natte, voedselarme, zwak zure, humusrijke en vaak stenige grond. Groeiplaatsen-Loofbossen, beekbossen, bronbossen, bergbossen en beschaduwde beekoevers. Verspreiding Wereld-Koel-gematigde streken op het noordelijk halfrond, vooral in gebergten. In grote delen van West-Europa ontbreekt de plant. Nederland-Inheems. Zeer zeldzaam.
Vlaanderen-Niet in Vlaanderen. Wallonië-Inheems. Verdwenen. Vroeger bij Robertville in de Hoge Ardennen. Toepassingen Vermeerderen-Scheuren (uitlopers). 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |