Frysk-Pinksterblom English-Cuckoo-flower Français-Cardamine des prés Deutsch-Wiesen-Schaumkraut Synoniemen Familie-Brassicaceae (Kruisbloemenfamilie) Naamgeving (Etymologie)-Cardamine komt mogelijk van het Griekse cardamine of cardemon, waarmee bedoeld werd een naar sterkers smakende plant (Kardemom is een plant uit de gemberfamilie). Cardamine kan echter ook zijjn afgeleid van het Griekse Cardis (hart) en Damao (temperen of verzachten). Het kruid werd vroeger namelijk gebruikt bij hartkwalen en kon de pijn verzachten. Pratensis betekent in weiden groeiend. Pinksterbloem is niet genoemd naar Pinksteren. Ze bloeien namelijk veel eerder. Waarschijnlijk zijn ze genoemd naar pinken (jonge koeien). Die kwamen in de wei in dezelfde tijd dat de pinksterbloemen bloeiden. Ondersoorten-Gewone pinksterbloem (Cardamine pratensis subsp. pratensis) en Moeraspinksterbloem (Pinksterbloem subsp. paludosa). Het is echter zeer de vraag of het inderdaad ondersoorten zijn of dat de verschillen alleen te maken hebben met de standplaats. Beschrijving (Klik op een afbeelding om te vergroten). Levensduur-Overblijvend. Plantvorm-Hemikryptofyt. Hoofdbloei-April t/m juni. Afmeting-15-50 cm.
Wortels
Stengels-De rechtopstaande, holle, ronde of soms iets kantige stengels zijn glad, meestal kaal en niet of alleen aan de voet vertakt.
Bladeren-De wortelbladen vormen een rozet. De rozetbladen zijn rondachtig-eivormig en geveerd met een groot topblaadje. Deze deelblaadjes zijn meestal vijflobbig. De verspreidstaande,veerdelige stengelbladen zijn smaller, met vier tot zeven paar lijnvormige tot elliptische, gave of heel soms getande deelblaadjes. Ze zijn zittend of kort gesteeld.
Bloemen-Tweeslachtig. De bloemen zijn 0,8-1,8 cm groot. De vier kroonbladen zijn uitgerand en lila, lichtpaars, roze of wit van kleur. Vaak zie je op de kroonbladen een aantal donker paarse aderen. Er zijn zes meeldraden (vier grote meeldraden en twee kortere). De helmknoppen zijn geel. Het vruchtbeginsel is bovenstandig en de stijl is stomp.
Vruchten en zaden-De hauwen zijn 2,5-5,5 cm lang en 1-1½ mm breed. De snavel is stomp. De zaden zijn kortlevend (1-5 jaar). Tweezaadlobbig.
Biotoop Bodem-Zonnige of licht beschaduwde plaatsen op vochtige of natte, matig voedselrijke of voedselrijke, niet of licht bemeste, basische tot zwak zure grond (zand, leem, veen, zavel, klei en löss). Groeiplaatsen-Licht bemest grasland, hooiland, weiland, grasvelden, bermen, loofbossen, elzenbroekbossen, drijftillen, verlandingsvegetaties op laagveen, slootkanten, vijverkanten, langs greppels, duinvalleien, heggen, plantsoenen en begraafplaatsen. Verspreiding Wereld-Koude en gematigde streken op het noordelijk halfrond. Nederland-Inheems. Algemeen.
Moeraspinksterbloem-Inheems. Zeer zeldzaam. Vlaanderen-Inheems. Algemeen. Wallonië-Inheems. Algemeen. Toepassingen De plant werd gebruikt bij hartklachten en soms bij epilepsie. Pinksterbloem werd vroeger als rauwkost gegeten, vooral tegen scheurbuik. De bladen kunnen zowel mild als radijsachtig scherp smaken. Volksnamen als kievitsbloem en koekoeksbloem wijzen erop dat de bloeitijd samen valt met de terugkeer van de vogels in de lente. In sommige delen van Frankrijk werd de Pinksterbloem gevreesd, omdat men dacht dat adders erg op de plant gesteld waren. Wie de bloem plukte, zou binnen een jaar worden gebeten. In Duitsland zou degene die de Pinksterbloem plukte, samen met zijn of haar woning, door de bliksem getroffen worden. 2001-2024 Klaas Dijkstra - cc by-nc-sa 3.0 nl |